Cognitieve flexibiliteit

Cognitieve flexibiliteit is het vermogen om gedrag en gedachten aan te passen aan nieuwe, veranderende of onverwachte gebeurtenissen. Het speelt een belangrijke rol bij het leren oplossen van problemen. Kinderen die minder cognitief flexibel zijn, worden soms boos of verdrietig als er iets verandert of als de omgeving vraagt om verandering. Bij kinderen tussen de 7 en 9 jaar is de cognitieve flexibiliteit het grootst.

Flexibiliteit bij 0- tot 2-jarigen

Van kinderen tussen 0 en 2 jaar vragen we weinig flexibiliteit. Wij passen ons juist vaak aan hen aan. Zo houden we rekening met het slaapschema en de voedingsmomenten. Toch zijn er al duidelijke verschillen zichtbaar bij kinderen rond de 24 maanden. Sommige jonge kinderen hebben moeite om te wennen aan nieuwe situaties en blijven dan dicht bij hun ouders. Andere kinderen hebben juist heel weinig tijd nodig om te wennen en verkennen direct de onbekende omgeving.

Flexibiliteit in de peuter- en kleutertijd (2 tot 5 jaar)

Vooral in de kleuterleeftijd neemt de cognitieve flexibiliteit opvallend toe. Kinderen vanaf 4 jaar kunnen zich beter aanpassen aan veranderingen in de plannen of dagelijkse activiteiten. Daarnaast zetten zij zich makkelijker over teleurstellingen heen.

Flexibiliteit in de kindertijd (5 tot 10 jaar)

Gedurende de kindertijd ontwikkelen kinderen hun cognitieve flexibiliteit in verschillende tempo’s. Hoe ouder het kind, hoe beter het zich aan een nieuwe situatie aanpast. Dit komt vooral door de denkcapaciteit die toeneemt in deze fase. Omdat kinderen in deze leeftijd informatie beter kunnen verwerken, kunnen zij situaties beter overzien en hun gedrag daarop aanpassen.

Flexibiliteit in de pubertijd en adolescentie (10 tot 18 à 20 jaar)

Kinderen vanaf 10 jaar worden steeds meer vrijgelaten. In deze ontwikkelingsfase is het belangrijk dat je zelfstandigheid stimuleert. Kinderen hebben in het begin van de tienerjaren de meest simpele cognitieve en bewegingsvaardigheden onder de knie. Dan is het tijd om meer complexe vaardigheden te ontwikkelen. Een tiener zoekt naar zijn plek in de samenleving en staat open voor nieuwe prikkels, meningen en oordelen van leeftijdsgenoten. Hierdoor zijn ze in staat om nieuwe kennis en inzichten te verwerven en nieuwe creatieve denkstappen te maken. Omdat tieners veel interesse hebben in leeftijdsgenoten, nemen ze gemakkelijk routines over. Dit zorgt ervoor dat zij soms minder cognitief flexibel zijn.

Hoe wij de flexibiliteit van kinderen stimuleren

Ook op de opvang hebben kinderen gedurende de dag te maken met veranderende situaties. Eerst zijn ze lekker aan het spelen, maar opeens is het tijd om op te ruimen. Daarna gaan we aan tafel om te eten. ’s Middags willen we buitenspelen, maar omdat het heel hard regent blijven we toch binnen. Veranderingen in het dagritme kunnen voor sommige kinderen lastig zijn. Daarom ondersteunen we de kinderen hierin.

  • Dagritmekaarten: samen met de kinderen kijken we naar de kaarten en praten we over wat we gaan doen.
  • Praten en uitleggen: door te praten en uit te leggen wat we gaan doen maken we de wereld begrijpelijk. We benoemen onze eigen handelingen, maar ook wat er om ons heen gebeurt. Door uit te leggen wat er komen gaat maken we de dag zo voorspelbaar mogelijk voor de kinderen.
  • Behoeften per kind: we kijken naar wat een kind nodig heeft. Vindt een peuter het bijvoorbeeld lastig om van speelmoment naar het kringmoment te gaan? Dan nemen we het kind aan de hand mee en kiezen we samen een stoel uit.

Tips voor thuis

Als ouder kun je op diverse manieren de flexibiliteit van je kind stimuleren. Hieronder tips per leeftijdscategorie.

0-2 jaar

  • Benoem wat je gaat doen en wacht dan een paar tellen voordat je handelt. Jonge kinderen hebben wat meer verwerkingstijd nodig om informatie tot zich te nemen.
  • Speel stop-doe-spelletjes. Zo leert je kind tussen activiteiten te schakelen.

2 tot 4 jaar

  • Doe sorteerspelletjes en bedenk daarbij verschillende sorteerregels, zoals kleur, categorie en vorm.
  • Doe ‘doen-alsof-spelletjes’ en gebruik daarbij veel fantasie. Zo leert je kind zich inleven in verschillende situaties.
  • Bereid je kind tijdig voor op veranderingen. Zeg bijvoorbeeld dat hij nog 5 minuten mag spelen en jullie daarna gaan eten.

4 tot 12 jaar

  • Leer je kind zelf na te denken en geef het erkenning door te benoemen dat het vervelend is als iets tegenzit. Geef vervolgens twee of drie alternatieven waarmee hij of zij het probleem kan oplossen. Zo leert je kind om in iedere situatie het heft in eigen handen te nemen.
  • Geef je kind feedback. Hierdoor leert het te denken in mogelijkheden en is het beter in staat om de volgende keer meerdere alternatieven te overwegen en de juiste keuze te maken.
  • Leg je kind een raadsel voor en laat hem of haar zoveel mogelijk verschillende oplossingen bedenken.
  • Stimuleer nieuwsgierigheid. Leer je kind om open te staan voor nieuwe dingen en stimuleer om dingen te doen die hij of zij nog niet eerder heeft gedaan.

Tot slot: geef het goede voorbeeld! Kinderen kopiëren het gedrag dat zij om zich heen zien. Dus als je zelf een keer tegen een probleem aanloopt, laat dan zien dat dit niet erg is en dat je actief naar een oplossing zoekt. Hier kun je je kind gemakkelijk bij betrekken door vragen te stellen: ‘’Hoe zou jij dit oplossen?’’ of “Wat zou beter zijn: optie A of optie B? En waarom?’’ Succes!