De eerste twintig weken

In de eerste twintig weken domineren de primitieve reflexen: natuurlijke automatische reacties die voorkomen bij je pasgeboren baby. Zowel op de buik als op de rug liggend zijn de armpjes en beentjes gebogen. De vuistjes zijn gebald en wanneer de handpalm wordt aangeraakt klemmen de handjes rondom je vinger. Al na vier weken kan het hoofdje enkele seconden overeind gehouden worden. De nekspieren worden sterker.

Gaandeweg volgen de a-ritmische trappelbewegingen met de benen. Om de zwaaibewegingen met de armen niet te vergeten! Al in de tweede maand van het eerste levensjaar volgt je baby bewegende objecten. Daar komt ook de fixatie op schommelende speeltjes vandaan. Knietjes zijn nu niet meer constant opgetrokken want strekbewegingen zijn inmiddels iets nieuws en interessants.

In de derde en de vierde maand wordt omrollen steeds gemakkelijker en leuker. Ook het handje is inmiddels open wat gepaard gaat met hard slaan op de tafel, als je niet uitkijkt. Steunen op de handpalmen is een nieuwe uitdaging en iets doelbewust (maar wel langzaam) loslaten gaat je kind steeds beter af.

Vanaf een half jaar

Zelfstandig zitten gaat nu soepel en vanaf de negende maand krijgt je kind voorzichtig plezier in kruipen. Zelfs staan met een beetje hulp van jou of de bank gaat steeds beter. Vanaf de dertiende maand kunnen al de eerste stapjes worden gezet, geheel zelfstandig. Echt stilstaan is nog moeilijk. Het eten met een eigen lepel wordt ook interessant. Wél met veel geknoei.

Anderhalf tot drie jaar

Vasthouden van een lepel gaat heel goed en ook rennen vindt je kind fantastisch op deze leeftijd. Af en toe kukelt het nog naar voren, maar dat hoort er allemaal bij. Tegen een bal aan schoppen zonder meteen evenwicht te verliezen gaat ook al goed. Alles gaat met meer beheersing, maar nog niet altijd met veel geduld. Een frustrerende periode waarin je kindje soms sneller wil dan het kan.

Vanaf het tweede levensjaar kan je kind achteruitlopen. Iets wat uitvoerig uitgeprobeerd wordt. Ook op de tenen lopen is een spannende bezigheid. Vanaf deze leeftijd zijn de lichaamsbewegingen vloeiender en evenwichtiger. Vanaf drie jaar is het dan het ook feest aan tafel: eten met een vork (en eventueel een lepel of mes) gaat jouw kind maar wat goed af!

Drie tot vijf jaar

Hollen, klimmen en springen is wat je kind het liefste doet. En ook hinkelen of een kleine bal vangen zorgt voor oneindig veel speelplezier. Ook de rolschaatsen, fietsen of stelten worden tevoorschijn getoverd. Laat het buitenspelen maar beginnen!

Vanaf vijf jaar

Veel kinderen starten rond de leeftijd van vijf jaar met zwemles. Waar de een het nog wat spannend vindt, plonst de ander het liefst meteen het water in. Maar geen zorgen, een waterrad worden ze uiteindelijk bijna allemaal. Ook worden rond deze leeftijd de zijwieltjes van het fietsje geschroefd en je kind laat graag zien wat het allemaal kan.

Bij de meeste zesjarigen zie je dat de lichaamsbouw begint te veranderen. Je kind wordt over het algemeen wat langer en slanker en de armen, benen en vingers worden naar verhouding langer. De motoriek moet zich hieraan aanpassen en dat kan soms zorgen voor wat onhandigheid. Ook dat hoort er allemaal bij. Vanaf het zevende levensjaar wordt je kind steeds sterker, leniger en behendiger. De fijne motoriek is nu goed ontwikkeld: figuren maken met strijkkralen of eigen bouwwerken maken met LEGO wordt met veel plezier gedaan.

De oh zo fijne puberteit

In de pubertijd ervaart je kind opnieuw een reeks aan ontwikkelingsprocessen. Jouw tiener vindt presteren steeds belangrijker en blinkt het liefst overal in uit. Daarnaast gaat de puberteit gepaard met een flinke groei wat ook hier kan zorgen voor onhandigheid in de motoriek. Tip: blijf beweging voor je kind stimuleren. Door te bewegen krijgt je puber weer meer controle over dat veranderende lichaam. Daarnaast kan bewegen ook een goede uitlaatklep en afleiding zijn voor alle puberzorgen.